Betere foto's maken
Peter van Veen
Betere foto's maken
03/12/2019
7 min
19

Belichtingsdriehoek: waar Diafragma, Sluitertijd en ISO samenkomen

03/12/2019
7 min
19

Over de drie onderdelen die samen de belichting maken

De term belichtingsdriehoek mag dan wat ingewikkeld klinken, maar in werkelijkheid is het niet meer of minder dan een verzamelnaam voor de drie onmisbare onderdelen van de belichting: diafragma, sluitertijd en ISO.

Wat is de Belichtingsdriehoek

Het maken van een goede belichting door te schakelen tussen diafragma, sluitertijd en ISO voelt soms aan als koorddansen. Zodra je iets verandert bij het ene element moet je dat weer compenseren bij een ander element. Door alle drie de elementen uit de belichtingsdriehoek op een goede manier te laten samenwerken krijg je foto’s uit je camera zoals jij dat bedoelt. En niet wat de camera denkt dat goed is. En daarom is het heel goed om je eens definitief vast te bijten in het doorgronden van de basis van sluitertijd (hoe lang de sensor van de camera wordt blootgesteld aan licht), wat het diafragma nu eigenlijk is (hoeveel licht er door de lens komt, maar ook hoeveel scherptediepte je krijgt) en de ISO (de gevoeligheid van de pixels op de sensor voor het licht). Wanneer je deze basis goed begrijpt ligt elke juiste belichting voor het oprapen. Naast hun eigen rol in de belichting hebben de keuzes die je maakt voor diafragma, sluitertijd en ISO een belangrijke rol in de uiteindelijke ‘look and feel’ van jouw foto’s.
Het diafragma heeft een sterke invloed op de scherptediepte. Ofwel hoeveel in het beeld wordt als scherp ervaren. De sluitertijd heeft invloed op de scherpte. Want een langere sluitertijd geeft onscherpe (of vervaagde) foto’s. Of dat nu wordt veroorzaakt door een bewegend onderwerp of doordat je de camera niet meer stil kunt houden. De keuze van de ISO stelt je in staat om de gewenste combinatie van diafragma en sluitertijd te gebruiken, ook wanneer de hoeveelheid licht minder is dan je zou willen. Keerzijde hiervan is dat een hogere ISO meer ruis oplevert. Belichtingsdriehoek spiekbriefje voor de belichting Gebruik de belichtingsdriehoek om de belichting als het ware te ‘verdelen’. Belangrijk is dat wanneer je één element verhoogt, je ook één of twee andere elementen moet verlagen om dezelfde belichting te houden. De camera kan dit voor je doen in de standen P (programma) A of Av (diafragmavoorkeuze) of S of Tv (sluitertijdvoorkeuze). Daarnaast is het iets waar je zelf rekening mee moet houden wanneer je in de M (manueel) werkt. Zodra je de relatie tussen de drie elementen begrijpt, heb je direct meer controle over het eindresultaat van elke foto die je maakt! Het is ook de moeite waard om even stil te staan bij het feit dat nog niet zo heel lang geleden de sluitertijd en het diafragma de enige opties waren waar je als fotograaf invloed op had. Want de ISO werd destijds bepaald door het type film wat in je camera zat. De opkomst van de digitale camera heeft het mogelijk gemaakt om dit per foto aan te passen. Fotografen hebben meer dan ooit invloed op de belichting van de foto. Dat is een belangrijk gegeven. Maar laten we nu eens verder kijken naar de vragen die ik het meest hoor van fotografen over belichting:

Wat betekent belichting in de fotografie

Belichting –toelaten van licht op de camerasensor om een beeld te registreren- wordt gemeten in ‘lichtstops’. Waarbij elke stop een verdubbeling of halvering van het licht ten opzichte van de naastliggende stop betekent. Eén stop verhogen en de camerasensor ontvangt dubbel zoveel licht. Eén stop verminderen en de camerasensor ontvang slechts de helft aan licht. De drie elementen van de belichtingsdriehoek – diafragma, sluitertijd en ISO- worden ook gemeten in ‘lichtstops’. Zo is bijvoorbeeld een sluitertijd van 1/250s één stop minder licht dan bij 1/125s, wat betekent dat de camerasensor de helft van de belichtingstijd krijgt. De ISO is ook heel eenvoudig, want een ISO van 800 betekent dat de sensor één stop gevoeliger is dan bij ISO 400 en er daarom twee keer zoveel licht binnenkomt. De relatie tussen de beschikbare diafragmawaarden die op een lens aanwezig zijn is vergelijkbaar. Echter is de logica achter de getallen een stukje lastiger. Het feit dat een diafragma van f/4 één stop minder is dan f/5.6 en twee stops minder is dan f/8 is ronduit verwarrend. Belichtingsdriehoek spiekbriefje voor de belichting

Wat is een juiste belichting?

Op het moment dat je de ontspanknop op de camera half indrukt zal de camera een lichtmeting doen gebaseerd op de helderheid van het meetgebied. Deze belichting wordt meestal uitgedrukt in een sluitertijd bij een bepaald diafragma en ISO, bijvoorbeeld 1/125s op f/5.6 en ISO 200. In de automaatstand van de camera en voorgeprogrammeerde modes is dat hoe het gaat. Je hoeft –en kunt- alleen nog maar af te drukken. De semi-automatische standen (PAS, Programmastand, Diafragmavoorkeuzestand, Sluitertijdvoorkeuzestand) geven je iets meer mogelijkheden om zelf te bepalen hoe je een belichting invult, elk op een eigen manier. In de M-stand heb je zelf de volledige vrijheid om de belichting in te vullen met het diafragma, sluitertijd en ISO. Hoewel er altijd een voorkeur is qua belichting zijn er altijd verschillende manieren mogelijk om tot deze belichting te komen. Het draait allemaal om de balans: verhoog je het ene, dan verlaag je het andere. Bijvoorbeeld: een belichting van 1/10s op f/11 en ISO 100 is gelijk aan een belichting van 1/80s op f/4 en ISO 100. Omdat de sluitertijd met 3 stops is verminderd (1/10 – 1/20 – 1/40 – 1/80) wat minder licht betekent, zal het diafragma 3 stops verder open moeten om dezelfde hoeveelheid licht binnen te krijgen. Anders zou de foto veel (3 stops) te donker worden. Maar welke combinatie moet je dan kiezen? Dat hangt af van het resultaat wat je wilt bereiken. Wil je veel of juist weinig scherptediepte? Of wil je juist alles, inclusief bewegende objecten, haarscherp in beeld hebben of wil je juist delen laten vervagen? Belichtingsdriehoek spiekbriefje voor de belichting

Maar dat maakt het zo ingewikkeld!

Blijf voor even rustig! Wanneer je werkt in één van de semi-automatische standen doet de camera het meeste werk al voor je. Wanneer je bijvoorbeeld in de A(v)-stand (diafragmavoorkeuze) werkt en een diafragma hebt gekozen rekent de camera zelf de bijbehorende sluitertijd uit. En als je beslist om het diafragma te veranderen past de camera zelf de sluitertijd aan. Hetzelfde geldt voor de S- of Tv-stand (sluitertijdvoorkeuze). Je stelt de gewenste sluitertijd in en de camera zoekt het bijbehorende diafragma. Verander je de sluitertijd, dan verandert de camera het diafragma. Voor de ISO geldt vaak dat je die vooraf instelt aan de hand van de beschikbare hoeveelheid licht. Maar wil je de ISO ook door de camera laten regelen, dan kun je kiezen voor de Auto-ISO optie. Let er wel op dat je die dan kunt begrenzen, anders loop je het risico op hele hoge ISO’s terwijl je dat helemaal niet wilt. In de Auto-ISO stand zal de camera ook rekening houden met de andere elementen (diafragma en sluitertijd) en die zo nodig aanpassen. Belichtingsdriehoek spiekbriefje voor de belichting Al die mogelijkheden om van alles in te stellen zijn natuurlijk heel mooi. Maar ze leunen daarbij wel op iets wat niet altijd goed gaat: het vaststellen van de optimale belichting. Daar begint het natuurlijk wel allemaal mee. Gelukkig is daar ook een oplossing voor:

Belichtingscompensatie

Belichtingscompensatie kan gebruikt worden in de standen Diafragmavoorkeuze, Sluitertijdvoorkeuze en Programma. Deze compensatie wordt ook aangeduid in ‘lichtstops’. De schaal van de belichtingsmeter die je in de beeldzoeker ziet of op het LCD van je camera heeft duidelijke streepjes hiervoor. De belichtingscompensatie kan gebruikt worden om meer of minder licht te geven, soms tot wel 5 stops. Op de schaal van de belichtingsmeter zie je ook kleinere, tussenliggende streepjes. Dat zijn halve of (meestal) 1/3 stops, afhankelijk van hoe je camera in ingesteld. Hoewel de belichtingscompensatie in hele stops toegepast kan worden, kun je een betere fijnafstemming te krijgen door ook de tussenliggende waarden te gebruiken. Belichtingsdriehoek spiekbriefje voor de belichting

De juiste belichting samenstellen

De camera doet een lichtmeting en bepaalt daarmee hoeveel licht er nodig is. Dan is het aan jou in de juiste instellingen te kiezen. Dat kan –zeker in het begin- best lastig zijn. Want: zoveel mogelijkheden dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Dus waar begin je? Ik geef je mijn eigen stappenplan:
  • bepaal de ISO. Standaard is bij mij ISO 200. Is het wat donkerder weer, dan 400 of 800. Is een lange(re) sluitertijd nodig dan kies ik voor ISO 100 of lager.
  • bepaal welke scherptediepte je nodig hebt. Een portret? Dan heb je een kleine scherptediepte nodig en kies je voor een open diafragma zoals f/4 of f/2.8; maar heb je veel scherptediepte nodig zoals bij een landschap, dan kies je voor een meer gesloten diafragma, zoals f/11 of f/16. Niet hoger want dan krijg je last van diffractie. Voor allround gebruik kies ik vaak voor f/5.6;
  • de sluitertijd is de sluitpost. Afhankelijk van de ISO en het diafragma rolt er een sluitertijd uit. Dat kun je zien op de schaal van de belichtingsmeter. Let hier wel op want er kan zomaar een sluitertijd uitrollen waarbij uit de hand fotograferen niet meer mogelijk is. Vuistregel hierbij is dat de sluitertijd minimaal 1/brandpuntsafstand moet zijn.
Wat is jou werkwijze als het gaat om het bepalen van de juiste belichting en het instellen van je camera? Belichtingsdriehoek spiekbriefje voor de belichting
Reacties
Categorieën