Sluitertijd is 1 van de 3 pijlers uit de belichtingsdriehoek, samen met diafragma en ISO. De sluitertijd is de tijdsduur die de sluiter van de camera open staat en waarin het licht door de lens op de sensor valt. In feite is het de tijd die de camera nodig heeft om de foto te maken. De sluitertijd heeft een behoorlijke invloed op hoe het uiteindelijke eindresultaat er uit komt te zien.
Hoe korter de sluitertijd is, hoe meer ‘bevroren’ het beeld zal zijn. Hoe langer de sluitertijd is, hoe meer ‘verzacht’ het beeld zal zijn. Dit is natuurlijk ook afhankelijk van de snelheid van bewegen van je onderwerp. Een waterval is sneller verzacht dan een bloem in het veld bijvoorbeeld.
Daarnaast is de sluitertijd ook van invloed op eventuele bewegingsonscherpte. De vuistregel die altijd werd gehanteerd om te bepalen welke sluitertijd je minimaal nodig had om nog uit de hand te kunnen fotograferen was: 1/brandpuntsafstand = minimale sluitertijd. Dus bij een 50mm lens moest de sluitertijd 1//50s of korter zijn. En bij een 300mm lens moest de sluitertijd 1/300s of korter zijn. Bij gebruik van een cropcamera moest je ook nog rekening houden met de cropfactor.
Tegenwoordig zijn er allerlei hulpmiddelen zoals vibratiereductie op de lens of zelfs in de camera. Elke fabrikant heeft daar weer een eigen naampje voor.
En om niet te vergeten is je eigen persoon ook belangrijk bij het tegengaan van bewegingsonscherpte. Factoren als: hoe stabiel je bent, hoe stevig je staat, hoe zwaar de camera voor je is, spelen ook een belangrijke rol.
De sluitertijd wordt aangeduid in hele seconden (bijv. 1″) of delen van een seconde (bijv. 1/100s). Elke verdubbeling of halvering van de sluitertijd betekent een verdubbeling of halvering van de hoeveelheid licht en wordt aangeduid met stop of lichtstop. Deze stops zijn inwisselbaar met stops van het diafragma of de ISO.
Hieronder een duidelijke uitleg over de sluitertijd: